e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nest nest: nês (Ulestraten) nest [SGV (1914)] III-4-1
nestei nestei: nēsęi̯ (Ulestraten) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12
nestelen nestelen: nêstele (Ulestraten, ... ) nestelen [SGV (1914)] || nesten (ww.) [SGV (1914)] III-4-1
netborstel netborstel: nɛtbø̄rštǝl (Ulestraten) Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.] II-1
netvloeistof melk: mɛlk (Ulestraten), water: water (Ulestraten) Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.] II-1
neus neus: naas (Ulestraten, ... ) neus [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
neus (spotnamen) gevel: gevel (Ulestraten), snotfabriek: sjnotfebrik (Ulestraten), snotskokker: sjnotskoker (Ulestraten), snotspomp: sjnotspomp (Ulestraten), snuit: sjnoet (Ulestraten), snuits: sjnoets (Ulestraten), tuitel: tottel (Ulestraten) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen naas: naas (Ulestraten), voorste, het -: veursje (Ulestraten) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neuslokken: naasloker (Ulestraten, ... ) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋk (Ulestraten), scheer: šīǝr (Ulestraten) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11