18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondigse kleijer (Q097p Ulestraten),
goede kleren:
gooi kleijer (Q097p Ulestraten),
zondagskleren:
zondeskleijer (Q097p Ulestraten)
|
De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] || zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
witte scholk:
witte sjolk (Q097p Ulestraten)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
ombuttelen:
ombø̜tǝlǝ (Q097p Ulestraten),
wild buttelen:
welt˱ bø̜tǝlǝ (Q097p Ulestraten)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zaol (Q097p Ulestraten)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32455 |
zoolbeslag |
lap:
lap (Q097p Ulestraten),
speklap:
špɛklap (Q097p Ulestraten)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q097p Ulestraten)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zoon (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zöchte (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
lemmelen:
lemmele (Q097p Ulestraten),
smetsen:
sjmetse (Q097p Ulestraten),
zuiken:
zoeke (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten),
zōēke (Q097p Ulestraten)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
34181 |
zuiveren |
slijmen:
šlīmǝ (Q097p Ulestraten)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|