18551 |
broekzak achter |
votstasje:
votstesjke (Q097p Ulestraten)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
broekentas:
broketesj (Q097p Ulestraten)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
brommen (Q097p Ulestraten),
grommen:
o dof
grommen (Q097p Ulestraten)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
22586 |
bromtol |
huildop:
huul-dob (Q097p Ulestraten)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (Q097p Ulestraten)
|
Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8
|
34342 |
bronstig |
berig:
bięrex (Q097p Ulestraten),
biǝrex (Q097p Ulestraten)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
spelig overeenschravelen:
špēlex ø̄vǝrɛi̯nšrāvǝlǝ (Q097p Ulestraten)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
rossig:
rø̜sex (Q097p Ulestraten)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broeët (Q097p Ulestraten),
broid (Q097p Ulestraten)
|
brood [DC 39 (1965)]
III-2-3
|