e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

Gevonden: 3378
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grondwerker grondwerker: grontwɛrǝkǝr (Ulestraten  [(meervoud: grontwɛrǝkǝrš)]  ) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9
groot geploegd middendeel zaaibed: zīǝi̯bęt (Ulestraten) Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a] I-1
groot voorploegwiel voorrullen: vōrrø̜lǝ (Ulestraten) Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c] I-1
grootmoeder grand-mre (fr.): grammeer (Ulestraten), grootmoeder: groitmooder (Ulestraten), grooətmoder (Ulestraten) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
grootouders grootvader en grootmoeder: grooətvader en grooətmoder (Ulestraten) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: gruëdde (e) (Ulestraten) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader grand-pre (fr.): grampeer (Ulestraten), grootvader: grooətvader (Ulestraten) grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2
grote boerderij hof: hōf (Ulestraten) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: hōōp (Ulestraten), hopen (mv.): hōōpen (Ulestraten) hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
grote knikker schiethuif: sjēthy(3)̄f (Ulestraten) Een grote knikker. [N R (1968)] III-3-2