20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
gĕjhŏnger (Q014p Urmond)
|
geeuwhonger [SGV (1914)]
III-2-3
|
33705 |
gegraven waterloop |
gracht:
grax (Q014p Urmond),
sloot:
sloǝt (Q014p Urmond)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20692 |
gehakt |
gehakts:
gehaks (Q014p Urmond)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18964 |
geheimzinnig |
stiekem:
stiekəm (Q014p Urmond)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17621 |
gehemelte |
verhemelte:
verhemelte (Q014p Urmond)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
gəheugən (Q014p Urmond),
memorie:
memorie (Q014p Urmond)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18900 |
gehoorzaam |
gewillig:
gəwillig (Q014p Urmond)
|
gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
luisteren:
loestərən (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gəhuch (Q014p Urmond)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18882 |
gehuil, geschrei |
gebeuk:
gebèùk (Q014p Urmond),
gehuil:
gehuul (Q014p Urmond)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)]
III-1-4
|