21321 |
getuigen |
getuigen:
getuge (Q014p Urmond)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
verklaring:
vərklaoring (Q014p Urmond)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
bak:
Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.
bak (Q014p Urmond),
kast:
Van Dale: kast, 6. (gemeenz.) gevangenis.
kas (Q014p Urmond),
petoet:
Van Dale: petoet, (sold., Barg.) cel, gevangenis.
pətoet (Q014p Urmond),
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
persŭng (Q014p Urmond)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (Q014p Urmond)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (Q014p Urmond),
gəveulig (Q014p Urmond)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
dood:
dwoat (Q014p Urmond)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21439 |
geweer |
geweer:
gəwéér (Q014p Urmond)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (Q014p Urmond),
plafond (fr.):
plefōng (Q014p Urmond)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
19264 |
gewillig |
gaarne:
géér (Q014p Urmond)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spørex (Q014p Urmond)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|