e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand kwaad maken judassen: judassən (Urmond), pesten: pestən (Urmond) iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand luidruchtig berispen de kraag uitpoetsen: de kraach oetpotsən (Urmond) iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand op de zenuwen werken kwispelen: kwispələn (Urmond) zo druk bezig zijn dat men anderen verveelt [touwen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand prijzen bestuiten: bəstuutən (Urmond, ... ) iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand weerstaan volhouden: volhawwən (Urmond) het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand zijn gang laten gaan laten begaan: laotə bəgaon (Urmond) toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen aanzeggen: aanzékgən (Urmond), ter lijk bidden: naaste buren  ter liek bèjen (Urmond) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)] III-2-2
iep olm: WBD/WLD  òlm (Urmond) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen get meester zijn: meistər zeen (Urmond) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
iets in acht nemen zorgen: zörgən (Urmond) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4