20588 |
koffiedik |
dras:
dras (Q014p Urmond)
|
koffiedik [SGV (1914)]
III-2-3
|
19515 |
koffiepot |
koffiepot:
koffiepot (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33812 |
koffievos, brandvos |
koffievoes:
kǫfivus (Q014p Urmond)
|
Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j]
I-9
|
19592 |
koffiezeef, koffiefilter |
koffiezeefje:
koffiezeefke (Q014p Urmond)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
koake (Q014p Urmond),
kóókə (Q014p Urmond)
|
koken [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
24189 |
kokmeeuw |
meeuw:
maejef (Q014p Urmond),
mîêw (Q014p Urmond)
|
kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34109 |
kol |
kol:
kǫl (Q014p Urmond)
|
Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b]
I-11
|
33888 |
kolder |
gek:
gɛk (Q014p Urmond),
kolder:
kǫldǝr (Q014p Urmond)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|
19615 |
kom |
komp:
koͅmp (Q014p Urmond)
|
kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kōmən (Q014p Urmond)
|
komen [RND]
III-1-2
|