17688 |
long |
long:
longe (Q014p Urmond),
lŭng (Q014p Urmond),
lôngen (Q014p Urmond)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
(als in Fr. trois).
lwoit (Q014p Urmond)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24846 |
loof |
blader:
blajer (Q014p Urmond),
loof:
lauf (Q014p Urmond),
WBD/WLD
louf (Q014p Urmond)
|
bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladen:
āfblāi̯ǝ (Q014p Urmond),
bladen:
blāi̯ǝ (Q014p Urmond)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
30797 |
looi |
looi:
loǝj (Q014p Urmond)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
21686 |
loon |
loon:
lôôn (Q014p Urmond),
poen:
poen (Q014p Urmond),
verdiensten:
verdunste (Q014p Urmond)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luipsch (Q014p Urmond),
løͅi̯ps (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
løͅi̯pš (Q014p Urmond)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24724 |
loot uit slapend oog |
valse scheut:
WBD/WLD
vèlsjə sjeut (Q014p Urmond)
|
Een loot ontstaan uit een slapend oog (knop die onder normale omstandigheden niet tot ontwikkeling komt) (sprant). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
WBD/WLD
sjeut (Q014p Urmond)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupen (Q014p Urmond)
|
lopen [SGV (1914)]
III-1-2
|