20478 |
luier |
kakdoek:
kakdook (Q014p Urmond),
windel:
winjel (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
18919 |
luieren |
luieren:
luijərən (Q014p Urmond)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18640 |
luifel? [idem?] |
pijpenmutsje:
piepemətske (Q014p Urmond)
|
luifel, fijngeplooide ~ rond het voorhoofd {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
26325 |
luikapje |
kapje:
kɛpkǝ (Q014p Urmond)
|
Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21]
II-3
|
19029 |
luilak |
luierik:
luierik, das te bes (Q014p Urmond)
|
luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
løsteren (Q014p Urmond),
sjerp loestərən (Q014p Urmond)
|
[N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̜̄n (Q014p Urmond)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
schijf:
šīf (Q014p Urmond)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
20566 |
lurken |
lurken:
lurkən (Q014p Urmond),
lörkə (Q014p Urmond)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
gaarne hebben:
ich höp gèèr (Q014p Urmond),
lusten:
lösten (Q014p Urmond),
löstən (Q014p Urmond)
|
lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|