e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luier kakdoek: kakdook (Urmond), windel: winjel (Urmond, ... ) luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luieren luieren: luijərən (Urmond) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luifel? [idem?] pijpenmutsje: piepemətske (Urmond) luifel, fijngeplooide ~ rond het voorhoofd {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
luikapje kapje: kɛpkǝ (Urmond) Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21] II-3
luilak luierik: luierik, das te bes (Urmond) luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4
luisteren luisteren: løsteren (Urmond), sjerp loestərən (Urmond) [N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)] III-1-1
luns leun: lø̜̄n (Urmond) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf schijf: šīf (Urmond) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11
lurken lurken: lurkən (Urmond), lörkə (Urmond) lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
lusten gaarne hebben: ich höp gèèr (Urmond), lusten: lösten (Urmond), löstən (Urmond) lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3