20513 |
metworst |
braadworst:
braodwōōs (Q014p Urmond),
worst:
woos (Q014p Urmond)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
mədàm (Q014p Urmond)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
WBD/WLD
mieawwən (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
midich (Q014p Urmond)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
middagslaapje:
middichslöpkə (Q014p Urmond),
ungeren (zn.):
ŭnjeren (Q014p Urmond)
|
middagdutje [SGV (1914)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
dutten:
duttən (Q014p Urmond),
ungeren (ww.):
hunnere (Q014p Urmond)
|
middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
eten:
èten (Q014p Urmond),
middageten:
middig ĕtən (Q014p Urmond),
warm, ook savonds
middich éétə (Q014p Urmond)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17668 |
middelvinger |
middenvinger:
middəvingər (Q014p Urmond)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
middenhand:
medǝhɛnjt (Q014p Urmond)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
banden:
bɛnj (Q014p Urmond)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|