e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oprispen aankissen: aankisschen (Urmond), rupsen: röpsje (Urmond, ... ) oprispen [SGV (1914)] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] III-1-2
oprit oprit: oprit (Urmond) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opscheppen opscheppen: opsjöppən (Urmond, ... ) zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschuiven opschuiven: òpsjuuvən (Urmond) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
opspelen opspelen: opspelən (Urmond), sjamfoeteren: fr. Jean foutre  sjamfoetərən (Urmond) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
opstaan allez-hop: alɛ hǫp (Urmond), hop: hǫp (Urmond) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
opsteker opsteker: ǫpstē̜kǝr (Urmond) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-4
optassen, vouwen bermen: bɛrmǝ (Urmond) Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6] I-3
optillen heffen: höffen (Urmond), oplichten: òpluchtən (Urmond), òpløXtən (Urmond) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND] III-1-2
optuigen aandoen: āndōn (Urmond), aankleden: ānklęi̯ǝn (Urmond), optuigen: ǫptȳgǝn (Urmond) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10