| 21809 |
overleg |
overleg:
euvərlèèk (Q014p Urmond)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 21808 |
overleggen |
overleggen:
euvərlèègkən (Q014p Urmond)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 18847 |
overmoedig gedrag |
waaghalzerij:
waoghalzərie (Q014p Urmond)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 33051 |
overmouwen |
bindmouwen:
bęnjmuu̯ǝ (Q014p Urmond)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
| 33560 |
overrijp, beurs |
melig:
WBD/WLD
méélig (Q014p Urmond)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 25065 |
overschot, restant |
klats:
klats (Q014p Urmond),
rest:
rès (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertugd (Q014p Urmond)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertugen (Q014p Urmond)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 21168 |
overweg |
overweg:
euvərwééch (Q014p Urmond)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 18892 |
overwegen |
nadenken:
naodènkən (Q014p Urmond),
prakkiseren:
prakkəzerən (Q014p Urmond)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|