21291 |
ruzie maken |
ruzin:
ruziën (Q014p Urmond),
ruzing maken:
ryziŋ ma:kə (Q014p Urmond)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
sabbele (Q014p Urmond),
urges op ~
sabbele (Q014p Urmond)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sakristie (Q014p Urmond)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24372 |
salamander |
salamander:
sallemander (Q014p Urmond)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
24746 |
salomonszegel |
salomonszegel:
WBD/WLD
Salomonszegel (Q014p Urmond)
|
Salomonszegel (polygonatum officinalis). Een 20 tot 50 cm grote plant met een dikke, witte wortelstok; de bladeren zijn verspreid, langwerpig ovaal; de bloemen groeien in trosjes van 1 of 2 bij elkaar, zelden meer, gesteeld, smal klokvormig, wit met groen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21332 |
samenspannen |
houden:
hawwən mit eemən (Q014p Urmond)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandalen (Q014p Urmond)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
WBD/WLD
saap (Q014p Urmond)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
WBD/WLD
saap (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
21028 |
saus |
saus:
sààwz (Q014p Urmond)
|
saus [RND]
III-2-3
|