33506 |
tuinbonen |
labbonen:
WBD/WLD
labbwàn (Q014p Urmond)
|
Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
24258 |
tuinfluiter |
grijsje:
grieske (Q014p Urmond)
|
Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19738 |
tuingeranium |
geranium:
WBD/WLD
granium (Q014p Urmond)
|
Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
zomerhüske (Q014p Urmond)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20063 |
tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium) |
kamperfoelie:
WBD/WLD
kamperfoelie (Q014p Urmond)
|
Tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium); klimmend tot 9 m. De bovenste bladeren zijn samengegroeid en vaak donzig behaard aan de onderzijde; de bloemen zijn geel en talrijk en bevinden zich in 4 of 5 kransen dicht bijeen (geiteklaver, weeuwtje, duivelszaa [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33593 |
tuinkers |
tuinkers:
WBD/WLD
tuinkèrs (Q014p Urmond)
|
Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)]
I-7
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
WBD/WLD
kirrəvəl (Q014p Urmond)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwekər (Q014p Urmond)
|
[RND 08]
I-7
|
18710 |
tuinwant |
doornhaas:
döörhèèsje (Q014p Urmond)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
tuitel:
tuitel (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|