e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgaan uitgaan: oetgaon (Urmond) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgestort zaad van de hengst sprongen: sprøŋk (Urmond) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeteld zijn aan de kalf zijn: (de koe is) ān dɛ kawf (Urmond), uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛlt (Urmond) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitgieten schenken: sjènkən (Urmond), schudden: sjöddən (Urmond) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uithoren uitvragen: oetvraogən (Urmond), oetvroagen (Urmond) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] || uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitleg uitleg: oetlék (Urmond) het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen uitleggen: oetlégkən (Urmond) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] III-3-1
uitnodigen uitnoden: oetneujən (Urmond) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitschelden schelden: sjeljen (Urmond), uitschelden: oetsjèljən (Urmond) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitslag onder de neus uitslag: oetslaag (Urmond) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2