22343 |
uitsliepen |
berenvaren:
baerevaare (Q014p Urmond),
uitjoechen:
Cf. WNT sub joechjachen.
oe‧tjoegen (Q014p Urmond),
uitsliepen:
eemes oetsjlie:pe (Q014p Urmond),
oet sliepen (Q014p Urmond),
oe‧tsjliepen (Q014p Urmond),
utslipə (Q014p Urmond)
|
Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
21787 |
uitsluitsel |
uitsluitsel:
oetsluutsəl (Q014p Urmond)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
utspanǝn (Q014p Urmond)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
18925 |
uitstellen |
uitstellen:
oetstèèlən (Q014p Urmond)
|
iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18891 |
uitvlucht |
smoesje:
smoesjə (Q014p Urmond),
uitvlucht:
oetvlöch (Q014p Urmond)
|
wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17705 |
uitwerpselen |
stront:
sjtront (Q014p Urmond)
|
uitwerpselen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pē̜skø̄tǝlǝ (Q014p Urmond)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflat:
kōflat (Q014p Urmond),
koestront:
kōstront (Q014p Urmond)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21133 |
uitwijken |
uitwijken:
oetwiekən (Q014p Urmond)
|
met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21387 |
unster |
ponder:
punjer (Q014p Urmond),
unster:
WNT: unster - ons(t)er, eunster, anster, uister, huiser, oister, uuser, ulster -, Van ons (mnl. unce) met -er, al dan niet met epenthetische l). 1. Weegwerktuig [...]
ənster (Q014p Urmond)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|