24386 |
vin |
vin:
WBD/WLD
vin (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vènjen (Q014p Urmond)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q014p Urmond),
vingeren (Q014p Urmond),
vîŋər (Q014p Urmond)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
25308 |
vinger, maat kleiner dan een duim |
vinger:
vingər (Q014p Urmond)
|
de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25277 |
vingerhoed, maat van 1 centiliter |
vingerhoed:
(vast en vloeibaar).
vingərhoot (Q014p Urmond)
|
een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoedjes:
WBD/WLD
vingerheutjes (Q014p Urmond)
|
Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17769 |
vingerlid |
lid:
leet (Q014p Urmond)
|
(vinger)kootje [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
duimen:
Alleen mv.
dōēmen (Q014p Urmond),
fikken:
Blief mit tien fikke dao vanaaf.
fikke (Q014p Urmond),
klauwen:
klauwe (Q014p Urmond),
poten:
pèùt (Q014p Urmond),
tien geboden:
téén gebaoje (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
vijf geboden:
vief gebōājen (Q014p Urmond)
|
vinger [DC 01 (1931)] || vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvenk (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
bookvènk (Q014p Urmond)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19746 |
violier |
flier:
WBD/WLD
fleeren (Q014p Urmond),
violier:
WBD/WLD
fleeren (Q014p Urmond)
|
[N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|