21504 |
voorschieten |
voorschieten:
veursjeete (Q014p Urmond),
veursjeten (Q014p Urmond)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolek (Q014p Urmond),
algemene benaming
sjolk (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
33766 |
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen |
voorhand:
vø̄rhęnjt (Q014p Urmond)
|
Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b]
I-9
|
33975 |
voorstrengen |
trekkettingen:
trękkęteŋǝ (Q014p Urmond),
voorzeels:
vøyǝrzęi̯l (Q014p Urmond)
|
Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10, I-13
|
23333 |
voorteken |
voorteken:
veurteiken (Q014p Urmond)
|
voorteeken [SGV (1914)]
III-3-3
|
34166 |
voortijdig een levend kalf ter wereld brengen |
verwerpen:
(de koe heeft) vǝrwǫrpǝ (Q014p Urmond)
|
[N 3A, 41b]
I-11
|
34015 |
vooruit |
ju:
jø̜ (Q014p Urmond),
vooruit:
vǝrut (Q014p Urmond)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
25097 |
vooruitkomen, vorderen |
vooruitkomen:
voeroetkómmən (Q014p Urmond)
|
vooruitkomen [avanceren, vorderen, plakken, plakmaken, verkuvereren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33853 |
vooruittrappen |
stoten:
stōǝtǝn (Q014p Urmond)
|
De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
17673 |
voorvoet |
voorste deel van de voet:
veurste deil van de voot (Q014p Urmond),
voorvoet:
de veurvoot (Q014p Urmond)
|
voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)]
III-1-1
|