34311 |
zeug met biggen |
zeug:
zeug (Q014p Urmond),
zoog:
zōx (Q014p Urmond)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
19718 |
zeven |
zeven:
zevən (Q014p Urmond),
zijen:
ziejə (Q014p Urmond)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
schudden:
šø̜dǝ (Q014p Urmond),
zeven:
zēvǝ (Q014p Urmond)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zeivere (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18804 |
zich bedenken |
zich bedenken:
zich bədénkən (Q014p Urmond)
|
van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemeuje (Q014p Urmond)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) aanstrijken:
ānstrīkǝn (Q014p Urmond),
klepperen:
klɛpǝrǝn (Q014p Urmond
[(een klepperend geluid met de hoefijzers maken)]
)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
19004 |
zich gedragen |
zich voegen:
zich veugən (Q014p Urmond)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
de jan uithangen:
də jan oethangən (Q014p Urmond),
kale schijterd:
kale sjietert (Q014p Urmond)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
inbeeljen, zich (Q014p Urmond)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|