| 19531 |
broodmes |
broodmes:
broeadmets (Q014p Urmond),
brôôtmèts (Q014p Urmond)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 25500 |
broodoven |
oven:
ōvǝn (Q014p Urmond)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
| 20670 |
broodpap |
knoddelenpap:
knuddelepap (Q014p Urmond)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20706 |
broodpop |
nieuwjaarsman:
nuujaorsman (Q014p Urmond),
weggenman:
Syst. WBD
wekkeman (Q014p Urmond)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 24983 |
bros, breekbaar |
bros:
bros (Q014p Urmond),
sprok:
sprok (Q014p Urmond)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 25657 |
brouwen |
brouwen:
bruwǝ (Q014p Urmond)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
| 25658 |
brouwer |
brouwer:
bryjǝr (Q014p Urmond),
brøjǝr (Q014p Urmond)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
| 21169 |
brug |
brug:
brök (Q014p Urmond),
brək (Q014p Urmond)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 20386 |
bruid |
bruid:
brōēd (Q014p Urmond),
brūt (Q014p Urmond)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
| 20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegom (Q014p Urmond)
|
bruidegom [SGV (1914)]
III-2-2
|