18333 |
dunne zwarte rouwkous |
satinette (fr.) hoos:
satinette hozen (Q014p Urmond)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19311 |
durfal |
durver:
dorrəvər (Q014p Urmond)
|
iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19310 |
durven |
dorren:
dùrren (Q014p Urmond),
durven:
dorrəvən (Q014p Urmond)
|
durven [SGV (1914)] || heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
dutje:
dutjə (Q014p Urmond)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
duur (Q014p Urmond),
prijzig:
priezich (Q014p Urmond)
|
veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
duje (Q014p Urmond),
düjən (Q014p Urmond)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuus (Q014p Urmond)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biel:
biel (Q014p Urmond)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
achterbalk:
axtǝrba.lǝk (Q014p Urmond),
middenbalken:
medǝbɛ.lǝk (Q014p Urmond)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
warsdrijven:
wèsdrieven (Q014p Urmond)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|