e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man, mannelijke zangvogel mannetje: mensje (Vaals) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
man, manspersoon man: man (Vaals, ... ) man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] III-2-2
mankeren fehlen (du.): felt jet (Vaals) Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] III-1-2
mannelijk jong van de geit bok: bok (Vaals) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stier: žtēr (Vaals) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk schaap schaapbok: šoǝfbok (Vaals), šuǝfbok (Vaals) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke gans ganzenrik: jɛnžǝrež (Vaals) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bo.k (Vaals), bok (Vaals), geitenbok: jētǝbok (Vaals) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: mensje (Vaals), rède (d.): r‧ɛtšə (Vaals), r‧ɛtxə (Vaals) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] || reu, mann. hond III-2-1
mannelijke meikever mannetje: menšə (Vaals) meikever, mannetje [DC 18 (1950)] III-4-2