23296 |
pater |
pater (lat.):
pa:tər (Q222p Vaals)
|
pater [RND]
III-3-3
|
20414 |
peetoom |
paat:
pat (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
pāt (Q222p Vaals)
|
peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
goden (du.):
joer (Q222p Vaals),
joër (Q222p Vaals),
joͅ (Q222p Vaals)
|
meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34103 |
pens |
pens:
pɛns (Q222p Vaals)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
20842 |
peper |
peper:
peffer (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals,
Q222p Vaals)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
lastige, een -:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
lestije (Q222p Vaals)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
kap:
kap (Q222p Vaals)
|
pet (hoofddeksel voor jongens) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
24927 |
petroleum |
petroleum:
petroolioem (Q222p Vaals)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
leuten:
lötə (Q222p Vaals)
|
[ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
erwten:
eats (Q222p Vaals)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|