19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammler (Q222p Vaals)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
24626 |
rank |
rank:
ränk (Q222p Vaals),
tek (mv.):
tek (Q222p Vaals)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭpǝ (Q222p Vaals)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
roaze (Q222p Vaals)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
pratsgek:
pratsch jek (Q222p Vaals)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22890 |
rechtsachter |
rechtsback (<eng.):
reeətsbäk (Q222p Vaals)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsvoor:
reeətsveur (Q222p Vaals)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18961 |
rechtvaardig |
eerlijk:
ierlisch (Q222p Vaals),
recht:
reëht (Q222p Vaals)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30537 |
regenpijp |
kandel:
kāndǝl (Q222p Vaals)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
24308 |
regenworm |
regenworm:
reeənwoorəm (Q222p Vaals),
worm:
wō.rəm (Q222p Vaals),
wörəm (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
pier, aardworm [ZND B2 (1940sq)] || regenworm [DC 40 (1965)] || worm, alg.
III-4-2
|