e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaften schaften: schaftte (Vaals) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] III-3-1
schafttijd pauze: [sic]  paus (Vaals) schafttijd [RND] III-3-1
schapestal, schaapskooi schaapshut: šoǝfshøt (Vaals), schaapsstal: šoǝfs[stal] (Vaals) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schede mus: musch (Vaals) Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)] III-1-1
scheel zien schelen: sjeële (Vaals) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: schäën (Vaals), šäən (Vaals) scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheermes rasiermes (<du.): razier metz (Vaals) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] III-1-3
schelden, schimpen kleinerend (bn.): kleinnierend (Vaals), schelden: zjeldə (Vaals) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)] III-1-4
schelm schoftige, een -: sjoefetische (Vaals), verbrecher (du.): verbreischer (Vaals) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] III-1-4
schelpkalk leskalk: lɛ̄škalǝk (Vaals), schelpkalk: šɛlǝfkalǝk (Vaals) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9