24818 |
slaapbol |
klatsroos:
de kinderen noemen haar soms ook rode korenbloem of roe\\ kor\\blom (daar zij meestal tussen het koren groeit)
klatzroeəzə (Q222p Vaals)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
17871 |
slag |
slag:
sjlaarg (Q222p Vaals),
sjlaarg vur de moel (Q222p Vaals),
žlaach (Q222p Vaals),
žlār (Q222p Vaals)
|
Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33728 |
slagboom |
vouwer:
pfau̯wǝr (Q222p Vaals)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
24375 |
slak |
slak:
žleck (Q222p Vaals),
žlek (Q222p Vaals)
|
slak [DC 17 (1949)]
III-4-2
|
29992 |
slakkencement |
kraaiencement:
krɛjǝtsǝmɛ.nt (Q222p Vaals)
|
Cementsoort die wordt verkregen door gegranuleerde basische hoogovenslakken met droog gebluste vette of hydraulische kalk te vermengen, waarbij, al dan niet, een de bindtijd regelende toeslag wordt bijgevoegd. Tot deze soort behoort onder andere de witte Portlandcement (witte cement, Dijckerhoffcement). Deze bezit een bijna witte kleur tengevolge van het lage ijzergehalte. Slakkencement wordt niet voor gewapend beton gebruikt. Zie voor het woorddeel 'kraaien-' in het woordtype 'kraaiencement' (Q 222) ook het Waalse 'crahê', ø̄morceau de houille incomplètement br√ªléø̄. [N 30, 35b]
II-9
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
žleckəhuusje (Q222p Vaals),
žlekkehuusje (Q222p Vaals)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
sjlang (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17553 |
slank |
slank:
sjlank (Q222p Vaals)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17835 |
slaperig |
slaperig:
sjluferig (Q222p Vaals)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25216 |
slecht dragend ijs |
dun ijs:
dun ies (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|