e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spijbelen langs de school foezen: langs jen zjoeəl jəfōēzjt (Vaals), langs de school lopen: langs jən zjoeəl jəlóófə (Vaals), laŋs gən šyəl lōfə (Vaals) spijbelen (in het geheim de school verzuimen) [ZND B1 (1940sq)] || wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)] III-3-1
spin spin: špin (Vaals), špɛn (Vaals), šp‧eͅn (Vaals) spin [RND], [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
spinnen snorren: sjnorre (Vaals), spinnen: sjpinne (Vaals), špęnǝ (Vaals) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)] II-7, III-2-1
spinnenweb spinnengewebs: špɛnəjəwɛps (Vaals), spinnengeweef: špinəjəweͅf (Vaals) spinnenweb [RND], [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
spint, zachte houtlaag onder de schors bast: bas (Vaals) De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)] III-4-3
spitskool spitskool: schpitskoel (Vaals) De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] I-7
spitsmuis spitsmuis: sjpitzmoes (Vaals) Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)] III-4-2
spitten graven: grãvǝ (Vaals), jrāvǝ (Vaals) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtkool splijtkool: -  schpliskuul (Vaals) I-7
splitsing van de stam gaffel: jaffel (Vaals) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3