e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wegkwijnen hinteraus gaan: hinger oas joa (Vaals) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wei wei: wei̯ (Vaals), wē̜i̯ (Vaals), węi̯ (Vaals, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weigerachtig afslaan: af sloa (Vaals) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weiland in het algemeen waas: wās (Vaals), wei: (mv)  węi̯ǝ (Vaals) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
welbespraakt brutaal persoon muilejan: moelejan (Vaals) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1
welbespraakt zijn onderlegd zijn: ongerlaat (Vaals) welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welig groeiend dat wast (omschr.): dae wist (Vaals), groeien (omschr.): jruit (Vaals) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3
wendakkerhoeken ecken: (enkelv ęk)  ękǝ (Vaals) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw brauw: broë (Vaals), oogbrauw: ŏwbrōēn (Vaals) wenkbrauw [DC 01 (1931)] III-1-1
werk (zn) werk: werk (Vaals) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1