20283 |
zogen, voeden (overg.) |
nhren (du.):
neëre (Q222p Vaals),
stillen (du.):
mar.: stillen van de honger; du. stillen: de borst geven
sjtille (Q222p Vaals)
|
gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zommerkleijer (Q222p Vaals)
|
Zomerkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
zondagskleren:
zoondeskleijer (Q222p Vaals)
|
De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18890 |
zonder opzet |
per ongeluk:
per onjeluk (Q222p Vaals)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30339 |
zonneblinden, jaloezie |
jaloezieën:
žaluziǝ (Q222p Vaals)
|
Vensterluiken aan de buitenzijde van het raam, bestaande uit stijlen en dorpels die zijn voorzien van richels, waartussen in schuine stand plankjes zijn aangebracht. [N 55, 69; A 23, 18b add; A 46, 11c add.]
II-9
|
20189 |
zoon |
jong:
jong (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
zoon:
sohn (Q222p Vaals),
zoon (Q222p Vaals)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
moeite doen:
muite doe (Q222p Vaals)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20826 |
zout |
salz (du.):
salz (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
sālts (Q222p Vaals)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zy(3)ətə (Q222p Vaals)
|
zuchten, stenen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zoewe (Q222p Vaals),
zoewə (Q222p Vaals)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)]
III-2-3
|