21416 |
de hort op? |
onderwegs:
oonger wee-ez (Q222p Vaals),
op gang:
oop jaank (Q222p Vaals),
op lap:
deze uitdrukking wordt ook veel gebruikt "voor iemand die vaak onderweg is om, zoals in de oorlog, voedsel bijeen te garen
oop lap (Q222p Vaals),
op toer:
oop toer (Q222p Vaals),
vort:
foet (Q222p Vaals)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitschachten:
dǝr kɛlǝr ūsšartǝ (Q222p Vaals)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
32653 |
de scharen van de ploeg |
messer:
mę ̞tsǝr (Q222p Vaals)
|
De in dit lemma verzamelde termen, die op één na alle meervoudsvormen zijn, kunnen behalve voor de scharen van een wentelploeg ook gebruikt worden als verzamelnaam voor de werkende delen van de ploeg of voor de onderdelen van de combinatie waartoe ook schaar en riester behoren. [N 11, 30 add.; N 11A, 85e + f; div.; monogr.]
I-1
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ūsmęi̯stǝ (Q222p Vaals)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
h bijna niet hoorbaar ‰‰ als in ned been
blēēh žə (Q222p Vaals)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
wassen:
weͅi̯šə (Q222p Vaals)
|
het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
ešpreŋkələ (Q222p Vaals),
invochten:
evøštə (Q222p Vaals)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜dǝ (Q222p Vaals)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
19001 |
deerniswekkend |
onnozel:
onnuzel (Q222p Vaals)
|
een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18910 |
degelijk |
grndlich (du.):
jerundlisj (Q222p Vaals)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|