e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de hort op? onderwegs: oonger wee-ez (Vaals), op gang: oop jaank (Vaals), op lap: deze uitdrukking wordt ook veel gebruikt "voor iemand die vaak onderweg is om, zoals in de oorlog, voedsel bijeen te garen  oop lap (Vaals), op toer: oop toer (Vaals), vort: foet (Vaals) Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] III-3-1
de kelder uitgraven (de) kelder uitschachten: dǝr kɛlǝr ūsšartǝ (Vaals) De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.] II-9
de scharen van de ploeg messer: mę ̞tsǝr (Vaals) De in dit lemma verzamelde termen, die op één na alle meervoudsvormen zijn, kunnen behalve voor de scharen van een wentelploeg ook gebruikt worden als verzamelnaam voor de werkende delen van de ploeg of voor de onderdelen van de combinatie waartoe ook schaar en riester behoren. [N 11, 30 add.; N 11A, 85e + f; div.; monogr.] I-1
de stal uitmesten uitmesten: ūsmęi̯stǝ (Vaals) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de was bleken bleken: h bijna niet hoorbaar ‰‰ als in ned been  blēēh žə (Vaals) het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was doen wassen: weͅi̯šə (Vaals) het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
de was invochten insprinkelen: ešpreŋkələ (Vaals), invochten: evøštə (Vaals) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
deeg kneden kneden: knē̜dǝ (Vaals) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
deerniswekkend onnozel: onnuzel (Vaals) een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
degelijk grndlich (du.): jerundlisj (Vaals) degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] III-1-4