e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diarree schijt: sjies (Vaals) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] III-1-2
dienblad serveerblad: sərvīrblat (Vaals), tablet: tablɛt (Vaals), theeblad: tiəblat (Vaals) dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)] III-2-1
diep diep: dęi̯p (Vaals) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dij schenkel: šänkel (Vaals) dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dik sap van steenvruchten slijm: schlìem (Vaals) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dikke neus knopneus: knoep naas (Vaals) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] III-1-1
dinsdag voor aswoensdag vastelavondsdinsdag: fastelovvendsdingstəž (Vaals) naam voor de dinsdag voor Aswoensdag [VC 26 (1961)] III-3-2
dissel deichsel: dai̯ksǝl (Vaals), disselboom: desǝlbōm (Vaals) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13
dochter dochter: doeter (Vaals), doëter (Vaals, ... ), dōēter (Vaals), dôôtər (Vaals), met een hoedje op de o (ô)  dōətər (Vaals), meidje: mädche (Vaals, ... ) (dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode lijk: liesj (Vaals) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] III-2-2