e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote boerderij boerderij: [boerderij] (Valkenburg  [(middelgroot)]  ), hof: hōf (Valkenburg) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: houp (Valkenburg), (????- a -ee?.  hoap (Valkenburg), hoopje: huipke (Valkenburg), hopen (mv.): huip (Valkenburg) hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] || hoopje III-4-4
grote hostie grote hostie (<lat.): groate hostie (Valkenburg), ouwel: ouwel (Valkenburg) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote knikker meis: (= dikke knikker).  mawsj (Valkenburg) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
grote lijster grote lijster: groŏte liester (Valkenburg), gróóte liester (Valkenburg) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote schoonmaak grote poets: de groite poets is achter de rök (Valkenburg), groate poets (Valkenburg), groite poets (Valkenburg), groite pöets (Valkenburg), veer zin de groite poets aan et doon (Valkenburg), huispoets: hoespoets (Valkenburg), poets: de poets ies achter de rök (Valkenburg), schoonmaak: de schoinmaak is gedaon (Valkenburg), veer zeen aan de schoinmaak (Valkenburg), (geen indeling).  sjoan maak (Valkenburg), sjoanmaak (Valkenburg) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
gruwelijk beestig: bièstig (Valkenburg), schandalig: sjandalig (Valkenburg) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guit schind-aas: sjinaos (Valkenburg), snaak: sjnaak (Valkenburg) guit [DC 11], [SGV (1914)] III-1-4
guit, schalk schurk: mar.: schalk?; cf. VD s.v. "guit"2. "schalk, iemand die guitenstreken uithaalt, grappenmaker  schork (Valkenburg) grappenmaker, guit III-1-4
gulden gulden: eine gulle (Valkenburg), gölle (Valkenburg) gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1