e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn add. toeten: toete (Valkenburg) Eentonig op een hoorn blazen. III-3-2
hoorn van de koe hoorn: hōrǝ (Valkenburg), hǭrǝ (Valkenburg) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
hoornaar oreik: oreik (Valkenburg), horzel, groote rosbruine geringde wesp  ooreik (Valkenburg) horzel || paardenwesp [Roukens 03 (1937)] III-4-2
hop hop: hop (Valkenburg, ... ), kothop: koithoep (Valkenburg), kwaadkop  koitkoep (Valkenburg) De vrouwelijke bloemen van de hopplant die bij de wort worden gedaan. Volgens de zegsman uit L 210 gebruikte men uitsluitend Beierse en Tsjechische hop. De afgewerkte hop werd aan de varkens gevoerd. Ook de invuller uit L 318 vermeldt dat men Beierse hop verwerkte. De respondent uit Q 99 merkt op dat de hop in grote tonvormige jute balen uit Tsjechoslowakije kwam omdat de inheemse hop niet krachtig genoeg was. De invuller uit L 325 merkt op dat alleen het stuifmeel van de hop werd gebruikt. [N 35, 49; monogr.] || hop || hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] || Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.] I-5, II-2, III-4-1
hopen hopen: hope (Valkenburg) een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)] III-1-4
horen horen: good houërə (Valkenburg) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
horizon einder: eindər (Valkenburg) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horloge horloge: horloge (Valkenburg), horlozje (Valkenburg), uur: oer (Valkenburg), Hgd. Uhr.  oer (Valkenburg) horloge [SGV (1914)] || horloge, huisklok || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet paardsvoet: pêrsjvoot (Valkenburg) hompelvoet [SGV (1914)] III-1-2
hotsen schokkelen: sjokkele (Valkenburg), stuikelen: stòggele (Valkenburg) hotsen [SGV (1914)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] III-1-2