e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mager worden afslanken: aafsjlanke (Valkenburg) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
mais maïs: mai̯ǝs (Valkenburg), turkse tarwe: tørksǝ tɛrǝf (Valkenburg  [(vroeger)]  ) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4
mak gemakkelijk: gemakkelijk (Valkenburg), mak: mak (Valkenburg), tam: tām (Valkenburg), zinnig: zenex (Valkenburg) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
maken maken: make (Valkenburg) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
malooi gebakte: gǝbɛqdǝ (Valkenburg) De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.] II-3
mals mil: mil (Valkenburg), zomig: zoomig (Valkenburg) mals van vlees || mals, zacht van vlees III-2-3
man man: man (Valkenburg, ... ), mens: minsj (Valkenburg) man [RND], [RND], [SGV (1914)] III-3-1
man, mannelijke zangvogel mannetje: menneke (Valkenburg) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
man, manspersoon man: man (Valkenburg, ... ) man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] III-2-2
manchet manchet: manchet (Valkenburg), manchèt (Valkenburg) Hoe noemt U de manchet [N 62 (1973)] || manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3