e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oud, versleten paard kragge: kraq (Valkenburg), krak: krak (Valkenburg), krammes: kramǝs (Valkenburg), stultes: štø̜ltǝs (Valkenburg) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude aardappelsoorten alphas: `alfās (Valkenburg), belle: bɛlǝ (Valkenburg), bintjes: bentšǝs (Valkenburg), blauwe platte: blau̯ platǝ (Valkenburg), dikke witten: dikǝ witǝ (Valkenburg), eigenheimers: ęi̯gǝn(h)ęi̯mǝrs (Valkenburg), magnum bonum: maxǝmǝ bōnǝ (Valkenburg), milords: milǭrš (Valkenburg), muizen: muizen (Valkenburg), plattetas: platǝtɛš (Valkenburg), rode muizen: rode muizen (Valkenburg), rode roermondse: ru̯ǫi̯ rǝmøŋsǝ (Valkenburg), roden: rōi̯ (Valkenburg), venlose blauwe: venlosǝ blau̯ǝ (Valkenburg), witte: wetǝ (Valkenburg), witte muizen: witte muizen (Valkenburg) Hier worden zowel de in Limburg nog verbouwde alsook de oude niet meer verbouwde soorten soorten opgegeven. Bij sommige opgaven is de ouderdom van de plant vermeld. Zo wordt bij de rode ster, de eigenheimer en de paul-krüger opgegeven dat de soorten rond de eerste wereldoorlog werden ingevoerd. Dat geldt ook voor de gelderse muizen, een vroege, langwerpige aardappelsoort, later vooral bekend onder de naam bintje, genoemd naar Bintje Jansma, later mevrouw Bintje Pebesma-Jansma. Van recente datum zijn de alpha en de ijzerster, een naam die volgens Goossenaerts (1956-8, 327) eigenlijk ijselster moet zijn; we vinden beide benamingen ook in ons materiaal. De aardappelteelt strekt zich uit aan beide zijden van de taalgrens. Men vindt dan ook in Waals Haspengouw oude benamingen die kennelijk aan het Limburgs zijn ontleend; zoals er ook vele aardappelbenamingen in Limburg aan het Waals ontleend zijn. Als voorbeeld van deze laatste groep gelden niet alleen het woord patatten of de benaming walen, maar ook marjolaine, alfa en het bargoense pomme. Aan de andere kant, in Hesbaye, vindt men krugers, milords en edouards, bintjes en eigenheimers, magnum bonums en muizen (Zie Warnant 1949, 172-4). Industrie is een verkorting van industrie-aardappel, ook wel fabrieksaardappel genoemd, een soort die, in tegenstelling tot de consumptieaardappel, werd verwerkt tot aardappelmeel. De poolse industrie, na de tweede wereldoorlog ingevoerd, is een verbeterde kweek met aanmerkelijk meer opbrengst dan de vooroorlogse inlandse industrie. De thorbecke is zoɛn inlandse industrie. Candael, in candaelse aardappelen, is een zuidelijke familienaam. Wreed, in wrede schillen en dergelijke, betekent plaatselijk zoveel als ruw, grof, gekerfd. De indeling is geschied naar verwante woordtypen, zonder te letten op daadwerkelijke verschillen in ras en/of verbouwing. De volgende indeling is gebruikt: kleur: blauw - geel - groen - rood - rose - wit; eigenschap: bloem - bol - muis - oog - plat; andere benoemingsmotieven: eersteling - eigenheimer - industrie - milord - diversen. Combinaties van kleur - eigenschap en kleur - andere benoemingsmotieven zijn in de soortnamen mogelijk. In die gevallen is het kernelement bepalend voor de plaats in de indeling. Door middel van het register kan men een andere ordening aan het materiaal geven; zie bij voorbeeld WBD.I, aflevering 8, blz. 1444. [N 12, 1; A 23, 17b; Lu 1, 17b; monogr.; add. uit materiaal van het lemma AARDAPPEL] I-5
oude man oude man: de goowenauwe mann is met het peerd din het ies gezakt en in het kau water gevallen (Valkenburg), ps. boven de a (van awe) staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  eine(n) awe man (Valkenburg), oude mens: ps. boven de a (van awe) staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  eine(n) awe minsj (Valkenburg) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] || oude [een ~ man] [SGV (1914)] III-3-1
oude versleten hoed loesj: loesch (Valkenburg) hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)] III-1-3
oudejaarsavond oudejaarsavond: Ouwejaor[s}jaovend (Valkenburg), ouwejaorsj aovent (Valkenburg), ouwejaorsjaovend (Valkenburg, ... ), ouwejaorsjaovent (Valkenburg, ... ), oudjaar: oud-jaör (Valkenburg), silvesteravond: Silvesteraovend (Valkenburg) De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
oudejaarsdag oudejaarsdag: ouwejaorsjdaag (Valkenburg), oudjaar: oudjaor (Valkenburg), silvester: Silvester (Valkenburg) 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)] III-3-2
ouders ouders: auwerj (Valkenburg), awersch (Valkenburg), ouwers (Valkenburg), ja  auwersj (Valkenburg), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  auwərsj (Valkenburg), ouwelui: cf. VD s.v. "oudelui"= inform. ouders; cf. VD s.v. "ouwe"(eig. oude, zie verder ald.)  aw luuj (Valkenburg) ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2
ouderwets ouderwets: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  awerwèts (Valkenburg) ouderwets [SGV (1914)] III-1-3
oudhollandse pan schotelpan: šōtǝlpan (Valkenburg) Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c] II-8
ovenpaal broodschup: brōǝtšøp (Valkenburg), inschieter: enšētǝr (Valkenburg) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1