e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderlapjes kripvlees: kripvleis (Valkenburg), rindslappen: Eigen phonetische  rinslappe (Valkenburg), runderlappen: Eigen phonetische  runderlappe (Valkenburg) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvleessoep rundssoep: rundssop (Valkenburg), versvleessoep: Eigen phonetische  veersjvleisjsop (Valkenburg) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups koolrups: eigen spellingsysteem  kuŭlrupsch (Valkenburg), rups: roepsj (Valkenburg), roĕpsj (Valkenburg), rŏĕpsj (Valkenburg), eigen spellingsysteem  roepsch (Valkenburg), rupsch (Valkenburg) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rustaltaar heiligenhuisje: hèllegehuuske (Valkenburg), rustaltaar: rös-altaor (Valkenburg) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rasten: raste (Valkenburg), rusten: röste (Valkenburg, ... ), schoften: sjoefte (Valkenburg) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard hel: hēl (Valkenburg), ruw: roew (Valkenburg), rōēw (Valkenburg) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roew (Valkenburg), ruwharig: roewhø͂ͅrig (Valkenburg) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruwe stenen zonnebakkers: zǫnǝbɛkǝrs (Valkenburg) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
ruzie ruzie: ruzie (Valkenburg) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
sabbelen sabbelen: sabbele (Valkenburg), zabbele (Valkenburg), zuiken: zoeke (Valkenburg) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3