e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuit tuitel: tuitel (Valkenburg, ... ) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] || tuit, uitloop aan koffiepot III-2-1
tulband bontje, een -: buntsche (Valkenburg), radong: redong (Valkenburg), tulband: tulbanc (Valkenburg) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] || tulbandgebak || zoet gistdeeg bereid gebak in tulbandvorm III-2-3
turfmolm roem: roem (Valkenburg), ruim: rūm (Valkenburg) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
tweede klaveroogst tweede schaar: twīǝdǝ šǭr (Valkenburg) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
tweede luiden voor de mis samen luiden: sameloewe (Valkenburg), tumpen: ’t töm veur de mes (Valkenburg) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
tweede verkoping toeslag: den toeschlag (Valkenburg) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweesteense muur tweesteense: [twee]štęjns (Valkenburg) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.] II-9
twijg, jonge tak goets: goetsch (Valkenburg), twijg: twieg (Valkenburg, ... ), vitsel: wîtsel (Valkenburg) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || twijgje III-4-3
ui, ajuin un: un (Valkenburg, ... ) [DC 13 (1945)] I-7
uienpannenkoek ajuinenkoek: unnekook (Valkenburg) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3