e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
visdraad crin (fr.): Fr. crin: paardehaar.  kreng (Valkenburg) Sterk haar of snaar aan het vischsnoer. III-3-2
vishengel garde: gêrd (Valkenburg), visgarde: vuschgèèrd (Valkenburg) hengel [SGV (1914)] || Vischstok, hengelroede. III-3-2
vissen add. vis (zn.): vösj (Valkenburg) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vissnoer snaad: Kelt. snâdâ: gesponnen draad.  schnaod (Valkenburg) 1. Hengelsnoer. III-3-2
vissnoer add. wipsnaad: wipschnaod (Valkenburg) Zeer kort vischsnoer. III-3-2
vitsen vitsen: vetšǝ (Valkenburg) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai vla: vla (Valkenburg, ... ), Eigen phonetische  vlaa (Valkenburg) platte, ronde broodkoek, belegd met fruit of rijstebrij || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel taartenpom: Eigen phonetische  tartəpom (Valkenburg), toeslag: toeschlaag (Valkenburg) Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg linzenvla: linzenvla (Valkenburg), taart: Eigen phonetische  toert (Valkenburg) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: schpies (Valkenburg), spies (Valkenburg), Eigen phonetische  sjpies (Valkenburg) hetgeen op de vlaai gesmeerd wordt || Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3