33317 |
grote boerderij |
boerderij:
[boerderij] (Q101p Valkenburg
[(middelgroot)]
),
hof:
hōf (Q101p Valkenburg)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
houp (Q101p Valkenburg),
(????- a -ee?.
hoap (Q101p Valkenburg),
hoopje:
huipke (Q101p Valkenburg),
hopen (mv.):
huip (Q101p Valkenburg)
|
hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] || hoopje
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groate hostie (Q101p Valkenburg),
ouwel:
ouwel (Q101p Valkenburg)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
meis:
(= dikke knikker).
mawsj (Q101p Valkenburg)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote lijster:
groŏte liester (Q101p Valkenburg),
gróóte liester (Q101p Valkenburg)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de groite poets is achter de rök (Q101p Valkenburg),
groate poets (Q101p Valkenburg),
groite poets (Q101p Valkenburg),
groite pöets (Q101p Valkenburg),
veer zin de groite poets aan et doon (Q101p Valkenburg),
huispoets:
hoespoets (Q101p Valkenburg),
poets:
de poets ies achter de rök (Q101p Valkenburg),
schoonmaak:
de schoinmaak is gedaon (Q101p Valkenburg),
veer zeen aan de schoinmaak (Q101p Valkenburg),
(geen indeling).
sjoan maak (Q101p Valkenburg),
sjoanmaak (Q101p Valkenburg)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18872 |
gruwelijk |
beestig:
bièstig (Q101p Valkenburg),
schandalig:
sjandalig (Q101p Valkenburg)
|
gruwelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
19082 |
guit |
schind-aas:
sjinaos (Q101p Valkenburg),
snaak:
sjnaak (Q101p Valkenburg)
|
guit [DC 11], [SGV (1914)]
III-1-4
|
19103 |
guit, schalk |
schurk:
mar.: schalk?; cf. VD s.v. "guit"2. "schalk, iemand die guitenstreken uithaalt, grappenmaker
schork (Q101p Valkenburg)
|
grappenmaker, guit
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
eine gulle (Q101p Valkenburg),
gölle (Q101p Valkenburg)
|
gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|