20514 |
leverworst |
leverworst:
leevər woorsj (Q101p Valkenburg),
leevərwoorsj (Q101p Valkenburg),
leverwoorsj (Q101p Valkenburg),
lèverwoorsj (Q101p Valkenburg),
lèèverwoorsj (Q101p Valkenburg)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
heer:
blauwe glazenmaker
hièèr (Q101p Valkenburg),
juffrouw:
lichtbruine glazenmaker
joeffrou (Q101p Valkenburg)
|
libel, waterjuffer
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
corpus (lat.):
korpus (Q101p Valkenburg),
lichaam:
t liechaam (Q101p Valkenburg),
lijf:
lief (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
līēf (Q101p Valkenburg),
lîêf (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
kracht:
de krach (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
macht:
macht (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
sterk wie een beer:
schterk wie eine bier (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
leewater (Q101p Valkenburg),
moeilijk leesbaar
leevoater (Q101p Valkenburg)
|
leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25856 |
licht bier |
jong bier:
joŋk bēr (Q101p Valkenburg),
licht bier:
lēx bēr (Q101p Valkenburg),
pils:
pels (Q101p Valkenburg)
|
Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.]
II-2
|
25161 |
licht vriezen |
kriepelen:
krièèpele (Q101p Valkenburg)
|
lichtjes vriezen
III-4-4
|
25239 |
lichte nevel |
nevel:
nevel (Q101p Valkenburg)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
gabardine (fr.):
gabberdiĕn (Q101p Valkenburg)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kreutseltig:
kreutsjeltig (Q101p Valkenburg),
kreutsetig:
kreutsjetig (Q101p Valkenburg)
|
kregel [SGV (1914)] || lichtgeraakt [SGV (1914)]
III-1-4
|