34226 |
melken |
melken:
melkǝ (Q101p Valkenburg)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulentand(en):
vø̄lǝtɛŋ (Q101p Valkenburg)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
mèlkkenneke (Q101p Valkenburg)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
boterkar:
bōtǝrkar (Q101p Valkenburg),
melkkar:
mɛlǝkkar (Q101p Valkenburg),
roomkar:
rau̯mkar (Q101p Valkenburg)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34227 |
melkstoeltje |
driepoot:
dripōt (Q101p Valkenburg),
melkstoel:
męlǝkštōl (Q101p Valkenburg),
mɛlkštōl (Q101p Valkenburg)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melkteng (Q101p Valkenburg),
milkteng (Q101p Valkenburg),
melktandjes:
melktèunkes (Q101p Valkenburg),
zuiktandjes:
zoekteunekes (Q101p Valkenburg)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
melkzeefje:
męlǝkzēfkǝ (Q101p Valkenburg),
melkzij:
męlǝkzi (Q101p Valkenburg),
zij:
zi (Q101p Valkenburg),
zijbaar:
zibǭr (Q101p Valkenburg)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (Q101p Valkenburg)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
de vrouw spreekt alleen over "mens"als die man nog haar verloofde is
miensch (Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening. a. in geringschattende opmerking van de man tegen echtgenote; b. benaming van meisje gebruikt om haar vrijer voor te stellen
minsj (Q101p Valkenburg),
ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden
mensch (Q101p Valkenburg),
ook voor man/verloofde; voor een vrouw gebruikt men de benaming alleen met geringachting/sympathiek medelijden
minsj (Q101p Valkenburg),
vrouw over echtgenoot; geringschattend bedoelde benaming voor vrouw
minsch (Q101p Valkenburg)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|