31772 |
raamzaag |
furnierzeeg:
furnērzē̜x (Q101p Valkenburg)
|
Zware spanzaag waarbij het blad midden in het zaagraam verticaal bevestigd is. Zie ook afb. 21. De raamzaag werd door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Ook bij de houtzager was een, meestal vrij zware, uitvoering van de raamzaag bekend. Ze lag doorgaans boven een kuil, de zaagkuil, en werd gebruikt voor het zagen van latten en planken. De kuil werd zeegkuil genoemd in As (L 417; zē̜xkūl) en Diepenbeek (Q 71; zēxkǫwl). [N 50, 58; N 75, 116d; N G, 23c add; monogr.; div.]
II-12
|
33575 |
raapstelen |
steelmos:
schteelmoos (Q101p Valkenburg)
|
raapstelen
I-7
|
33272 |
raapzaadolie |
smout:
šmau̯t (Q101p Valkenburg)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
aardig (Q101p Valkenburg),
gek:
gèk (Q101p Valkenburg),
raar:
raar (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
vreemd:
vrèm (Q101p Valkenburg),
vrêmd (Q101p Valkenburg)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || raar, ongewoon || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
basele (Q101p Valkenburg),
wauwelen:
wauwele (Q101p Valkenburg),
zagen:
zêge (Q101p Valkenburg),
zauwelen:
zawwele (Q101p Valkenburg)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] || revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
raat (Q101p Valkenburg),
roǝt (Q101p Valkenburg)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
rao (Q101p Valkenburg),
rao-e (Q101p Valkenburg),
raoje (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
raoë (Q101p Valkenburg),
roa-e (Q101p Valkenburg),
roā (Q101p Valkenburg),
ps. boven de o moet nog een punt staan; deze combinatieletter kan ik niet maken; omspelling Ø?
rao‧ (Q101p Valkenburg)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
18167 |
rafel |
biezel:
bîzzel (Q101p Valkenburg),
rafel:
ruufel (Q101p Valkenburg),
refel:
refel (Q101p Valkenburg),
veensel:
vèènsel (Q101p Valkenburg),
vets:
Hgd. Fetzen.
vets (Q101p Valkenburg)
|
draad, rafel || Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || rafel, draad, haar || rafel, flarde, kleinigheid || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW]
II-7, III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raofele (Q101p Valkenburg),
ruffele (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
ruufele (Q101p Valkenburg),
rüffele (Q101p Valkenburg),
rufelen:
rȳfǝlǝ (Q101p Valkenburg),
ruffelen:
røfǝlǝ (Q101p Valkenburg),
veenselen:
vèènsele (Q101p Valkenburg)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || rafelen [SGV (1914)] || rafelen; los of versleten weefsel || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
špenəbø̄rštəl (Q101p Valkenburg),
spinnenjager:
schpinnejèèger (Q101p Valkenburg),
spinnenkop:
eigen spellingsysteem
schpinnekop (Q101p Valkenburg)
|
raagbol [SGV (1914)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|