33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
29012 |
rimpelen, fronsen |
fronselen:
fronsǝlǝ (Q101p Valkenburg),
rimpelen:
rømpǝlǝ (Q101p Valkenburg),
rø̜mpǝlǝ (Q101p Valkenburg)
|
Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.]
II-7
|
17599 |
rimpels |
rimpsels:
rumpsjele, rumpel (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
17587 |
ringbaard |
volle baard:
volle baard (Q101p Valkenburg)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
renge (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
[SGV (1914)]peulvruchten van ranken ontdoen
I-7
|
24234 |
ringmus |
ringmus:
ringmusj (Q101p Valkenburg),
ringmös (Q101p Valkenburg)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinksjtêke (Q101p Valkenburg)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
24449 |
ringrups |
ringelrups:
eigen spellingsysteem
ringelrupsch (Q101p Valkenburg)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
rinkvinger (Q101p Valkenburg)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
schellen:
sjelle (Q101p Valkenburg)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|