29972 |
steigerplanken |
stellingsplanken:
štęleŋsplaŋkǝ (Q101p Valkenburg)
|
De houten planken die op de kortelingen worden gelegd en de vloer van de steiger vormen. Zie ook afb. 18. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3c; monogr.]
II-9
|
29968 |
steigerschoren |
klampen:
klampǝ (Q101p Valkenburg)
|
Planken die diagonaal aan de buitenzijde van de staanders worden gespijkerd ter versteviging van het geraamte. Zie ook afb. 17. [N 32, 2f; monogr.]
II-9
|
29965 |
steigertouw |
bindkoord:
beŋkǭrt (Q101p Valkenburg),
bindzeil:
beŋzęjl (Q101p Valkenburg)
|
Het touw waarmee de aanbinder aan de staanders wordt vastgebonden. Steigertouwen zijn vervaardigd van hennep of van vezelmateriaal van gelijke sterkte, zijn minimaal 5 m lang en hebben een doorsnede van minimaal 1 cm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2c; monogr.]
II-9
|
29974 |
steigervloer |
werkstelling:
węrǝkštęleŋ (Q101p Valkenburg)
|
De uit steigerplanken samengestelde vloer waarop de metselaar staat. De woordtypen 'steiger' en 'stelling' zijn in dit lemma opgenomen omdat de invullers deze woorden ook gebruikten in de betekenis ...stellingvloerø̄. Doorgaans werd er aan het woord 'eerste', 'tweede', 'derde', etc. toegevoegd om de verschillende verdiepingen aan te duiden. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3e; monogr.]
II-9
|
24976 |
steil, sterk hellend |
scherp:
sjerp (Q101p Valkenburg)
|
steil [SGV (1914)]
III-4-4
|
24383 |
stekelbaars |
stekelbaars:
sjekelbaars (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17820 |
steken |
steken:
sjtêke (Q101p Valkenburg)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
21421 |
stelen |
stelen:
štēlə (Q101p Valkenburg)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q101p Valkenburg)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
baar:
baar (Q101p Valkenburg)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|