20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedeman (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
weedeman (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
wedəman (Q101p Valkenburg),
weduwman:
weduwman (Q101p Valkenburg),
widnaar:
cf. WNT s.v. "weduwnaar - weduwenaar, weduwaar (-er), wedenaar, weeuw(en)aar, wevenaar (-eer), weenaar"; vgl. WNT s.v. "weduwman -weduwe-, wede-, weed-, wid-, widde-, wed-, weddeman
widner (Q101p Valkenburg)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
sjtof (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)] || stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33821 |
week in de muil |
slap in de muil:
šlap en dǝ mul (Q101p Valkenburg)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
21279 |
weelde |
welluxe:
wêlluks (Q101p Valkenburg),
welmoed:
waalmood (Q101p Valkenburg)
|
weelde [SGV (1914)]
III-3-1
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
kwakkelzomer:
#NAME?
kwakkelzomer (Q101p Valkenburg)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
dwars:
dweèrsj (Q101p Valkenburg)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
valse kruin:
eine valsche kruin (Q101p Valkenburg),
warsdrijf kruin:
wírsjdrief kruun (Q101p Valkenburg)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
bliksemen:
het blieksemt (Q101p Valkenburg),
lichten:
leechte (Q101p Valkenburg),
weerlichten:
wèèrleechte (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
wéér leechtə (Q101p Valkenburg),
wéérleechte (Q101p Valkenburg)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
wèrleech (Q101p Valkenburg),
zeebrand:
ĕne zièèbrand (Q101p Valkenburg),
weerlicht in de verte, zeebrand
zièèbrand (Q101p Valkenburg)
|
bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
al weer (Q101p Valkenburg),
weer (Q101p Valkenburg),
wèr (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
wèèr (Q101p Valkenburg),
wêr (Q101p Valkenburg),
wêêr (Q101p Valkenburg)
|
weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|