17745 |
zwak, slap |
slap:
sjlap (Q101p Valkenburg),
zwak:
schwaak (Q101p Valkenburg),
sjwaak (Q101p Valkenburg),
zjwāāk (Q101p Valkenburg),
zwaak (Q101p Valkenburg)
|
zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18537 |
zwart pak |
smoking:
schmoking (Q101p Valkenburg)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte wiemer:
schwarte wiemer (Q101p Valkenburg),
zjwarte wiemer (Q101p Valkenburg)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
meel:
eigen spellingsysteem
mēēle (Q101p Valkenburg),
meelde:
meelje (Q101p Valkenburg)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || luis, bladluis
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krao (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
kroa (Q101p Valkenburg),
raafkraai:
raafkròò (Q101p Valkenburg)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24288 |
zwarte roodstaart |
vliegenvanger:
vleegevènger (Q101p Valkenburg),
vliegenvangertje:
vleegevengerke (Q101p Valkenburg)
|
zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
fauvette:
fauvette
vervet (Q101p Valkenburg),
fauvette? jk
vervet (Q101p Valkenburg)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19541 |
zwavelstok |
zwavelstek:
zwavelschtek (Q101p Valkenburg)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
solfer (Q101p Valkenburg),
solver (Q101p Valkenburg),
zwagel:
schwèègel (Q101p Valkenburg),
zchwêgel (Q101p Valkenburg),
zwavel:
jjwavël (Q101p Valkenburg),
zchwavel (Q101p Valkenburg),
zwavel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
Opm. v.d. invuller: zch zeer zacht uitspreken als de g in "genre".
zchwavel (Q101p Valkenburg)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmīk (Q101p Valkenburg)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|