21335 |
jood |
jood:
n joed, twie jude (Q166p Vechmaal, ...
Q166p Vechmaal)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
als in Jean
’n judas (Q166p Vechmaal)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
joefrouw (Q166p Vechmaal)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
18192 |
jurk |
kleed:
het kleid van anna is veuil langer as da va mieke (Q166p Vechmaal)
|
Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)]
III-1-3
|
21912 |
kaal duivenjong |
kwak:
kwak (Q166p Vechmaal)
|
Kaal jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24878 |
kaal knopkruid |
kamilkruid:
kǝrmilkrǭǝt (Q166p Vechmaal)
|
Galinsoga parviflora Cav. Algemeen voorkomend hardnekkig en nauwelijks uit te roeien akker- en tuinonkruid, dat zich sinds het begin van de 19de eeuw vanuit botanische tuinen over Europa verspreid heeft. Het heeft kleine witte bloempjes met een geel hartje en bloeit van juni tot de herfst, terwijl de hoogte varieert van 20 tot 60 cm. Waarschijnlijk vanwege de recente verspreiding wordt door de informanten in L 289, 289a, 289b, 300, 370, Q 95, 99*, 103, 121 en 201 aangegeven dat men dit onkruid kent onder de Nederlandse naam knopkruid. Bij Amerikaanse drek ("onkruid") is aangetekend dat het zaad door de Amerikanen in 1944 meegebracht zou zijn (L 248) of dat het met het kippevoer geïmporteerd zou zijn (L 267). Franse drek (L 289) en fransozenkruid (L 381) wijzen naar een vermeende herkomst uit Frankrijk. De plant komt overigens uit Midden-Amerika. Bij duivelskralen wordt opgemerkt: "waarschijnlijk omdat het zo taai is dat het niet uitgetrokken kan worden; na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes, vandaar ɛkrallenɛ". Bij ɛduivelɛ: "wast overal waar de zaak verwaarloosd is". Zie Brok 1992. [A 28, 10; Lu 6, 10; monogr.]
I-5
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kaam/kamen (Q166p Vechmaal)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaitjes:
kyəkəs (Q166p Vechmaal),
krapjes:
krepkes (Q166p Vechmaal)
|
Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
ka͂.s (Q166p Vechmaal)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaartspelen:
koͅ:t spe:lə (Q166p Vechmaal),
tuisen:
ouder
tö:sə (Q166p Vechmaal)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|