e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

Gevonden: 3691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halster halfter: hɛlftǝr (Velden), hɛlǝftǝr (Velden), halster: halstǝr (Velden), kopstuk: kǫpstøk (Velden) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve gulden halve gulden: halve gulde (Velden) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve maan, eerste kwartier opkomende maan: opkomende mo͂n (Velden), wassende maan: wassende mo͂n (Velden) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier afgaande maan: aafgaonde mo͂n (maon) (Velden) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve stuiver flap: flap (Velden), lap: lap (Velden) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk oortje: aärtje (Velden), Opm. klank van weusdje, dus: woordje.  eurtje (Velden) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
hand hand: hang (Velden, ... ), hank (Velden) [N 10 (1961)]hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handcultivator cultivator: køltǝvātǝr (Velden), handcultivator: hantkøltivātǝr (Velden) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handen (spotnamen) fikken: fikke (Velden), jatten: jatte (Velden), vuisten: vuus (Velden) [N 10 (1961)] III-1-1
handkar handwagen: hantwāgǝ (Velden) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13