20623 |
hongerig |
hongerig:
hongerig (L268p Velden)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L268p Velden)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (L268p Velden),
köp (L268p Velden)
|
hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bums:
he kreeg t op zienen bums
bums (L268p Velden),
knikkerd:
knikkert (L268p Velden),
kuls:
kols (L268p Velden)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
eggebomen:
ęgǝbø̜i̯m (L268p Velden)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
hoofd:
hȳǝt (L268p Velden)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kopdook (L268p Velden)
|
hoofddoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
persvlees:
paarsvleis (L268p Velden),
zult:
sult (L268p Velden)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kopkussen:
koͅpkøsə (L268p Velden)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L268p Velden)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|